Met wat minder goed weer naar het hunebedcentrum in Borger.
Heel veel stenen dat wel. Van de hunebed daar heb ik geen foto’s. Via internet kun je net zoveel hunebedfoto’s bekijken als je wilt. In het centrum tref je aan een uitgebreide collectie vondsten en gebruiksvoorwerpen uit de tijd van de hunebedbouwers. Hoe leefden zij en hoe is het hen vergaan. Mijn aandacht werd getrokken door afbeeldingen en informatie over de Eridanos of Baltische rivier.
|
Foto afkomstig van internet |
Een voormalige rivier die voornamelijk moet hebben gestroomd door wat nu de Oostzee is. 40 miljoen jaar geleden ontstond de Eridanos. Twaalf miljoen jaar geleden bereikte de rivier het Noordzeebekken en bouwde daar met haar sedimenten een reusachtige delta. De rivier had omstreeks 1 miljoen jaar geleden een lengte van 2700 km. Qua omvang moet hij toen half zo groot zijn geweest als de Amazone nu. De sedimenten van dit riviersysteem zijn in de Nederlandse ondergrond terug te vinden
in o.a. Appelscha. In de loop van de daarop volgende eeuwen heeft de rivier opgehouden te bestaan. De hunebedbouwers hebben daarvan niets meegekregen. De door de bouwers gebruikte stenen werden tijdens latere eeuwen meegevoerd door gletsjers en, na het smelten daarvan, achtergelaten in de zandgronden van o.a. Drenthe. In de filmzaal van het museum wordt de hele ontwikkeling van dooi gletsjers tot de bouw van een simpele hunebed in een wat langdradige film weergegeven. Te lang worden kijkers geconfronteerd met ijzige winden en besneeuwde prairies. En de wijze waarop de stenen voor een hunebed bij elkaar worden gesprokkeld komt niet erg serieus en professioneel over. Het is goed bedoelt, maar het kan beter lijkt mij. Ooit gehoord van een
pingoruïne? In Nederland hebben wij er een aantal. Te vinden in het noorden en oosten van ons land. Het hunebedmuseum geeft je een weg naar een pingoruïne, en je krijg er alle informatie die je nodig hebt. Maar wat is een pingoruïne? Ik citeer o.a. uit Google: “Tijdens de laatste ijstijd was het zo koud dat de bovenste laag van de ondergrond permanent bevroren was (permafrost). De bodem was tenminste twintig meter en plaatselijk tot wel vijftig meter diep bevroren. Onder deze bevroren bodem bevond zich grondwater dat vanwege de grote diepte sterk onder druk stond. Op plaatsen waar zich scheuren in de permafrost bevonden welde het grondwater daarom omhoog. Zodra het in de zone met permafrost kwam bevroor het. Hierdoor ontstond een ondergrondse ijslens, die door de aanvoer van nieuw grondwater bleef groeien. De grond boven de ijslens werd steeds verder omhooggeduwd. Er ontstond een heuvel die tientallen meters hoog kon worden. Door de aanhoudende groei van de ijsheuvel ontstonden er op een gegeven moment scheuren in de grond bovenop de ijslens. Zonlicht kon nu op het ijs schijnen, waardoor dit langzaam ging smelten. Ook de bedekkende grondlaag ontdooide. Geholpen door het smeltwater dat van de pingo afstroomde geleden stukken grond naar beneden, die zich aan de voet van de heuvel ophoopten. Zo vormde zich aan de onderkant een ringvormige aarden wal, de zogenaamde randwal. Toen al het ijs gesmolten was bleef er een ringvormige krater over die zich vulde met smeltwater: een pingoruïne.
Pingoruïnes zijn voornamelijk te vinden in Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel. In deze noordelijke provincies was de grond tijdens de ijstijden permanent bevroren. Het Uddelermeer op de Veluwe is een van de mooiste voorbeelden van een pingoruïne in ons land. Met zijn zeventien meter is het tevens de diepste pingoruïne die we hebben.” Nog meer weten over deze onderwerpen en voor nog meer weetjes over de hunebedbouwers, dan naar het hunebedmuseum in Borger. Gratis parkeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten